Ik was niet verslaafd. Toen ik werd opgenomen. Voor verslaving.
Er gingen wel dingen mis in mijn leven. En ik kon niet zo goed verklaren waarom. Bijvoorbeeld waarom mijn relaties nooit erg lang duurden. En ook niet waarom ze uitgingen eigenlijk. Het begon altijd leuk, meestal in de kroeg of op een feestje. Ik was zo’n ‘tof wijf’, niet zo’n barbie, dat vonden ze leuk. Maar na een tijdje werden mijn vriendjes prikkelbaar en chagrijnig. Zoiets gebeurde ook op mijn werk: het begon vol vertrouwen en mooie vooruitzichten. Maar na een paar maanden werd mijn leidinggevende zo kritisch. Niets was meer goed, op alle slakken zout leggen. En zo was het eigenlijk ook in mijn vriendschappen. Ze leken niet echt van de grond te komen.
Alles liep stroef. En ik deed juist wel zo heel erg mijn best. Daar werd ik dan natuurlijk moe van en ook al die teleurstellingen putten mij uit. Mijn gezellige vriend veranderde steeds in een zeikerd, mijn inspirerende leidinggevende werd een onkundige, jaloerse eikel en mijn nieuwe beste vrienden bleken laffe grijze muizen. En dat patroon bleef zich maar herhalen, steeds sneller. Ik ben regelmatig verhuisd in een dappere poging helemaal opnieuw te beginnen. Maar ik had steeds pech. Ik kreeg nooit de erkenning op mijn werk, ware liefde in mijn relatie noch de trouwe bijstand van mijn vrienden die ik zo verdiende. En dat was zo onterecht. Dus in het weekend wilde ik lekker ontspannen. En soms ook door de week. Ik dronk echt niet elke dag, hoor. Ik was niet verslaafd.
Tuurlijk niet, dat was duidelijk. Want ik had geen strafblad, (meestal wel) een baan, een gezond gewicht en mijn eigen tanden nog. Ook trilde ik ’s-ochtends niet en had nog nooit bloed overgegeven. Zoals een alcoholist dat natuurlijk allemaal wel doet. Ik niet, dus ik was niet verslaafd. Mijn leven liep alleen niet zo lekker en als je in mijn schoenen zou staan zou je ook wel eens een pauze willen. En die pauze vond ik met drank.
En het werd steeds stroever. Steeds meer pauzes nodig. En steeds sneller gingen mijn relaties uit, mijn banen over en werd mijn sociaal leven beperkter. En steeds meer drank. En steeds meer scenes die ik me niet altijd kon herinneren: ik werd wakker naast steeds vreemdere mannen, of thuis – te laat voor mijn werk en dan moest me weer ziekmelden. De politie kwam vaker aan de deur. Niet per se voor mij, maar wel voor mijn huisgenoten: qua woonruimte was ik inmiddels afgegleden naar een kamer in een krot met vage lui, zij waren wel echte alcoholisten en verslaafden.
Het werd steeds moeilijker om mijn best te blijven doen. Vooral omdat ik steeds minder oplossingen begon te zien: waar lag het nou aan? Hoe kon ik zoveel pech hebben? Ik had een mooie opleiding, was niet lelijk, gezond…. Ik begreep het steeds minder. En het dreef me tot wanhoop.
Op een ochtend stonden mijn ouders en broer onverwacht voor de deur. Ze hadden de avond ervoor een bericht gekregen van een vriend van mij. Hij maakte zich zorgen. Na een middag en avond drinken was ik bij hem op de wc out gegaan, had liggen schuimbekken en mijn ogen hadden afwezig in hun kassen gerold. En toen ik opstond vroeg ik om meer drank. Het was immers weekend! En nu stonden mijn ouders en broer voor mijn deur voor zo’n interventie. Ik was nog dronken dus stemde in met een intake gesprek met een verslavingsdeskundige. Ik wist dat ze het mis hadden, hoor, ik was niet verslaafd. Ik had gewoon pech. Maar ik wilde dat ze oprotten en wist zeker dat het voor die professional ook wel duidelijk zou zijn dat ik niet verslaafd was.
Ik had het mis: het oordeel was verslaving. Advies: opname. Mijn verbazing was compleet: hoezo?? Ik doe niets fout: de wereld is oneerlijk tegen mij. En nou ligt het aan mij! Hij begreep het niet, begreep niet hoe moeilijk ik het had. Dat ik dronk omdat ik het zo moeilijk had. Het zou vanzelf stoppen als het beter werd: een echte leuke man, eindelijk die goede baan, dan werd het heus vanzelf beter. Ik vond die intake meneer dus niet meer professioneel, hij wist er kennelijk toch niets vanaf.
Maar ondertussen wist ik eigenlijk ook niet meer hoe ik het wel voor elkaar moest krijgen. Ik begon suïcidaal te worden. En begreep dat als ik me niet liet opnemen, mijn familie mij als patiënt zou blijven zien en ik nooit meer volwaardig zou worden. Daarbij bedacht ik: ik ben niet verslaafd, dus ik heb niets te vrezen: in de kliniek, waar vast wel echte professionals werken, zouden ze me zo weer buiten zetten. Kortom: ik stemde ermee in en liet me opnemen. Ik was wel ten einde raad, suïcidaal en wanhopig, maar NIET VERSLAAFD!
De kliniek was gebaseerd op het 12 stappen programma. En wij moesten minimaal 3x per week naar een 12 stappen groep. Dat vond ik prima: ik ontmoette eindelijk mensen die ik snapte: ik begreep waar ze zich druk om maakten, waar ze over twijfelden, wat ze bezig hield. Ik had dezelfde ideeën, twijfels, gedachtegangen. Ik snapte alleen niet waarom zij zich steeds ziek en verslaafd noemden: ze kwamen op mij juist heel eerlijk en duidelijk over. Ik voelde me prima op mijn gemak bij hun.
En toen viel het kwartje: als ik me zo op mijn gemak voelde, als we zo hetzelfde waren, dan was ik misschien ook verslaafd. Misschien zat het er niet in wanneer, wat of hoeveel je gebruikte, zoals ik altijd dacht. Het ging erom of mijn leven een puinhoop was geworden en wie de beslissingen eigenlijk nam in mijn leven. En toen zag ik het: mijn leven was een puinhoop geworden dóór de drank. Iemand vatte het zo mooi samen: van ‘mijn leven is niet leuk dus ik drink’was ik gegaan naar ‘mijn leven is niet leuk omdat ik drink’.
En ik zag dat ik de drank niet in de hand had. Als ik begon te drinken kon ik niet stoppen. Nooit. En als ik niet dronk, keek ik ernaar uit wanneer ik wel weer ging drinken. Ik had mijn leven om de drank heen gevouwen: ik besliste niet meer zelf, de drank bepaalde de richting. En die was neerwaarts.
Door deze herkenning kwam de erkenning, dat ik wel verslaafd ben. En daarna gelukkig ook de oplossing. Ik ben de groepen trouw blijven bezoeken en ben zeer actief geworden binnen CA. Na het stoppen met drinken bleef ik immers zitten met het ‘mijn leven is niet leuk’ en daar had ik zelf nog nooit een andere oplossing voor gevonden dan drank. En dat wilde ik niet meer. Dus wat dan wel?
Door binnen CA bezig te zijn ben ik enorm gegroeid, heb ik vertrouwen gekregen in mezelf en de wereld. En ik heb geduld geleerd. Want in het begin van mijn herstel voelde ik mij zwakker dan toen ik nog dronk. Alsof ik zoveel dingen opnieuw moest leren en ervaren. Ik had een scheef beeld van de werkelijkheid, hoe een gelukkig leven eruit moest zien. Als ‘tof wijf’ was ik thuis alleen en ongelukkig. Ik wilde groeien naar ‘een leuke vrouw’. Dat was best een eindje, maar de weg ernaartoe zat vol beloningen.
Binnen een half jaar kon ik een leuk flatje huren, binnen 1 jaar wilde mijn broer weer eens met me op vakantie, binnen 3 jaar was ik van mijn schulden af (ik ben ook gokverslaafd, dus dat was een hele prestatie), na 5 jaar mocht ik CA Holland in Amerika vertegenwoordigen…
Ik ben nu 15 jaar clean en sober. Ik heb een eigen woning precies zoals ik het wil (prachtige oude boerderij met veel land), ben gelukkig getrouwd met een vrolijke, eerlijke man, we hebben geen geldzorgen en onze zoon is gezond, gelukkig en sociaal. Ik ben nog steeds verslaafd, maar zolang ik niet gebruik ben ik degene die de beslissingen neemt in mijn leven. Ik doe het zelf, maar ben niet meer alleen.